Het college van Midden Groningen vraagt de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om voor de gemeente Midden-Groningen twee opheffingsnormen vast te stellen, één voor het landelijk gebied en één voor het bebouwde gebied van de gemeente. Zo kunnen kleine scholen in landelijke gebieden langer bestaan en blijft het basisonderwijs toegankelijk voor de leerlingen. Ook is het dan zo dat de basisscholen in het bebouwde gebied juist niet té klein worden. De gemeente heeft liever dat basisscholen samengaan of stoppen als er niet meer genoeg leerlingen zijn voor alle basisscholen.
Het ministerie van OCW stelt eens in de vijf jaar voor elke gemeente een opheffingsnorm vast voor de basisscholen. De leerlingdichtheid bepaalt de hoogte van de opheffingsnorm. In landelijke gebieden geldt daarom een veel lagere opheffingsnorm dan in de grote steden. Als een basisschool minder leerlingen heeft dan de opheffingsnorm kan het zijn dat ze geen geld meer krijgen van het rijk en dat de basisschool niet meer kan bestaan.